Vanaf 14 mei tem 21 mei zijn er sociale verkiezingen.  Lees onze ODR Special over de sociale verkiezingen.   Bekijk al onze kandidaten op deze website.   Bekijk ook de FAQ hoe stemmen voor het ABVV.   

Klein verlet (VV)

Toekenningsmodaliteiten

 

Vaccinatie tegen COVID-19 : tot 31 maart 2023 zal elke werknemer met een arbeidsovereenkomst bij een werkgever nog het recht hebben om van het werk afwezig te zijn, met loonbehoud, om zich te laten vaccineren, en dit gedurende de hiervoor nodige tijd.

De werknemer heeft dit recht eveneens om een minderjarig kind dat met hem samenwoont te begeleiden gedurende de tijd die nodig is om dit kind te laten vaccineren, of om een meerderjarige met een handicap of onder voogdij te begeleiden, ongeacht of het om zijn eigen kind gaat of om iemand over wie de werknemer het wettelijk voogdijschap uitoefent, en dit gedurende de hiervoor nodige tijd.

Om loongerechtigd te zijn moet de werknemer zijn werkgever vooraf verwittigen, zodra hij het tijdstip of het tijdslot van de vaccinatie kent. Op verzoek van de werkgever dient de werknemer hiervan het bewijs voor te leggen. Hij moet het verlof gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.

Huwelijk van de medewerker : drie opeenvolgende werkdagen, de dag van het wettelijk of het kerkelijk huwelijk inbegrepen te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daarop volgende week.

Wettelijke samenwoning : drie opeenvolgende werkdagen, de dag van de ondertekening voor de ambtenaar van de burgerlijke stand inbegrepen, conform de regeling voor gehuwden. Medewerkers die samenwonen kunnen naar analogie aanspraak maken op klein verlet voor gebeurtenissen met betrekking tot verwanten van hun partner indien zij op hetzelfde domicilie zijn ingeschreven.

Huwelijk van een kind van de medewerker of zijn echtgeno(o)t(e), van een
broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de vader, van de moeder,
schoonvader, schoonmoeder, stiefvader, stiefmoeder, van een kleinkind
van de medewerker: één werkdag, de dag van het huwelijk.

Priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de medewerker
of van zijn echtgeno(o)t(e), een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van de medewerker: één werkdag, de dag van de plechtigheid.

Geboorteverlof:
Iedere medewerker heeft voor de geboorte van een kind  waarvan de verwantschap langs vaderszijde wettelijk vaststaat het recht 20 dagen van het werk afwezig te zijn. Is er geen afstamming van vaderszijdevastgesteld, dan kan geboorteverlof ook worden toegekend aan de meeouder:
– de meemoeder (homoseksuele partner van de moeder)
– de samenwonende partner van het heteroseksueel koppel ten aanzien van wie de afstamming niet vaststaat.
De 20 dagen zijn vrij te kiezen in de periode van 4 maanden te rekenen vanaf de
dag van de bevalling. De eerste drie dagen geniet de medewerker behoud van loon (VV), de resterende 17 dagen worden uitbetaald door het ziekenfonds (GBP).

Adoptieverlof: geeft de medewerker het recht ter gelegenheid van het onthaal van een minderjarig kind in zijn gezin in het kader van adoptie, van het werk afwezig te zijn gedurende een aaneengesloten periode van maximum 6 weken. Vanaf 2019 zal er om de 2 jaar telkens een week bijkomen tot het maximum van 17 weken bereikt is tegen 2027.
– Vanaf 2019: 6 weken per adoptieouder + 1 week
– Vanaf 2021: 6 weken per adoptieouder + 2 weken
– Vanaf 2023: 6 weken per adoptieouder + 3 weken
– Vanaf 2025: 6 weken per adoptieouder + 4 weken
– Vanaf 2027: 6 weken per adoptieouder + 5 weken

Elke adoptieouder kan 6 weken opnemen en de bijkomende 5 weken kunnen
onderling verdeeld worden tussen beide adoptieouders. De opname van het adoptieverlof moet een aanvang nemen binnen een periode van 2 maanden volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de gemeente. De eerste drie dagen geniet de medewerker behoud van loon (VV), de resterende dagen worden uitbetaald door het ziekenfonds.

Overlijden van de echtgeno(o)t(e) of een kind van een medewerker of een
kind van zijn echtgeno(o)t(e) of overlijden van een pleegkind in het kader van een langdurige pleegzorg: 10 werkdagen, waarvan 3 tijdens de periode vanaf de dag van het overlijden tot de dag van de begrafenis en/of asverstrooiing en 7 dagen binnen het jaar na de dag van overlijden.

Overlijden van de vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, stiefvader of stiefmoeder van de medewerker of deze van zijn echtgeno(o)t(e): drie werkdagen door de medewerker te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis en /of asverstrooiing.

Overlijden van een inwonende broer, zuster, stiefbroer of stiefzuster, schoonbroer, schoonzuster, van een overgrootvader, overgrootmoeder, grootvader, grootmoeder, van een achterkleinkind, kleinkind, schoonzoon of schoondochter van de medewerker of deze van de echtgeno(o)t(e): twee werkdagen door de medewerker te kiezen in de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis en/of asverstrooiing.

Overlijden van een niet inwonende broer, zuster, stiefbroer of stiefzuster, schoonbroer, schoonzuster, van een overgrootvader, overgrootmoeder, grootvader,
grootmoeder, van een achterkleinkind, kleinkind, schoonzoon of schoondochter van de medewerker of deze van de echtgeno(o)t(e): de dag van de begrafenis of asverstrooiing.

Overlijden van een pleegkind van de medewerker of van zijn echtgeno(o)t(e) in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van overlijden: de dag van de begrafenis of asverstrooiing.

Plechtige communie van een kind van de medewerker of van zijn/haar
echtgeno(o)t(e) : één dag te nemen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daaropvolgende week.

Deelname van een kind van de medewerker of van zijn/haar
echtgeno(o)t(e) aan het feest van de “Vrijzinnige Jeugd” daar waar dit
feest plaatsheeft: één dag te nemen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsheeft of tijdens de daaropvolgende week.

Deelname aan een jury of oproeping als getuige voor de rechtbank. Voor
een persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

Uitoefening van een ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig
stembureau bij parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen: de nodige tijd.

Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau voor stemopneming bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraads-verkiezingen: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

Uitoefening van het ambt van bijzitter in één van de hoofdbureaus bij de
verkiezingen van het Europees Parlement: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

Eén dag betaalde afwezigheid per vier weken (28 kalenderdagen) voor
familiebezoek bij opleiding in het buitenland. Na één jaar verblijf in het buitenland krijgt de medewerker per vier weken (28 kalenderdagen) één bijkomende dag betaalde afwezigheid voor familiebezoek.

Bij verhuis: één dag betaalde afwezigheid voor een medewerker die verhuist van een
gemeente waar geen stopplaatsen van de personeelsautobussen zijn, naar een gemeente waar wel stopplaatsen van de personeelsautobussen zijn. Deze dag moet door de personeelsafdeling toegestaan worden.

Toekennen van betaalde afwezigheidsdagen voor examens
(voor zover de medewerker geen educatief verlof geniet): per examendag wordt een halve dag betaalde afwezigheid gegeven, dit echter tot een maximum van twee dagen per examenperiode. Per jaar worden slechts twee examenperiodes aanvaard. Dit betekent dat maximum slechts vier betaalde afwezigheidsdagen per kalenderjaar wegens examens kunnen worden genomen. Wanneer minder examendagen nodig zijn, worden vanzelfsprekend niet meer dan de nodige afwezigheidsdagen toegestaan. Voor het afleggen van een eindexamen is het samenbundelen van de betaalde afwezigheidsdagen van een kalenderjaar mogelijk. Deze uitgebreide, vrijwillige prestatie van de onderneming wordt slechts toegestaan in geval van een beroepsvervolmaking, die ook in het belang van de onderneming is en die moet, tijdig, uiteraard voor het afleggen van het examen, aangevraagd worden.

Deeltijdse medewerkers hebben het recht, met behoud van hun normaal loon, van het werk afwezig te zijn gedurende de hierna bedoelde dagen en perioden die samenvallen met de dagen en de perioden waarop zij normaal zouden hebben gewerkt. Zij mogen de afwezigheidsdagen kiezen met inachtname van dezelfde beperkingen als
deze bedoeld in de toekenningsmodaliteiten.

Medewerkers die in een nachtploeg werken, hebben bij één dag klein
verlet de keuze tussen de nacht vóór of na de gebeurtenis.